Claudio
Ik ben zelf een probleemjongere geweest, dus ik weet hoe het is aan de andere kant van de tafel. Ik weet hoe het voelt om een stempel te krijgen.

Zelf heb ik een handjevol begeleiders gehad, waarvan een aantal een lief karakter hadden en anderen vanuit een bepaalde dominantie handelden. Maar degene die echt een impact op me maakte, was een begeleider van buiten, een flinke donkere Antilliaanse kerel die mij meer het gevoel van “die strenge oom” gaf. Waar de meeste begeleiders het respect van mij en de andere jongeren probeerden te winnen, deed hij het tegenovergestelde op een dusdanige manier dat ik en de andere jongeren juist zijn respect probeerden te winnen. Wanneer je er dan eindelijk in slaagde zijn aandacht te krijgen, voelde je je echt als een winnaar. Hij was streng, autoritair maar liefdevol, en je voelde je beschermd. Dit probeer ik mee te nemen in mijn werk.

Ik weet ook wat er achter het ‘probleem’ zit: een jochie dat zich niet gehoord of gezien voelt, dat zich anders voelt, die boos is op de wereld. Ik kon me als kind soms nogal rebels opstellen. Daar waren meerdere redenen voor. Gelukkig had ik de juiste mensen om me heen, zoals mijn ouders, mijn twee broers, zus en zelfs naaste familie, die mij onbewust door deze moeilijke tijd heen loodsten. “Pfff, dat moet een zware klus voor ze zijn geweest, bedenk ik me nu.”

Mijn geluk was dat ik nieuwsgierig genoeg was om de oorzaak van mijn problemen te willen vinden en daarnaast onwijs veel liefde van mijn ouders, broers en zus kreeg. Er was altijd een plek waar ik mocht zijn, met sleutelfiguren die me liefhadden. Dat hebben niet alle jongeren, en daarom is het zo belangrijk dat we die plek en die persoon als credible messenger kunnen zijn voor andere jongeren.

Ik laat jongeren weten dat ze alles kunnen vertellen. Ze kunnen me vertrouwen, ik ben een van hen en zij net als ik.

In mijn kring had ik altijd een maatschappelijke functie: vanaf jonge leeftijd was ik degene die naar anderen luisterde. Toen leerde ik iemand kennen die als jongerenwerker werkte. Als zij met een lastige casus zat, belde ze mij. Via haar kon ik uiteindelijk zelf als jongerenwerker aan de slag, en hield daarbij altijd in gedachten wat ik van mijn begeleider had geleerd: ik hoef niet meteen aardig gevonden te worden. Je moet mijn lach verdienen. De meeste jongens reageren goed op wat strengheid en doen er alles aan om die kant van je tevoorschijn te halen.

Toen kwam ADAMAS op mijn pad. Ik had al de nodige levenservaring, maar ontdekte tijdens de opleiding dat er nog wat restjes onder het tapijt verborgen zaten. Ik leerde het belang van loslaten. Dat is belangrijk in dit werk met jongeren; als je er te veel bovenop zit en te veel wilt controleren, werkt dat vaak averechts. Je moet het kunnen aanvoelen en inschatten. Deze jongeren voelen al zoveel druk. Voor mezelf leidt het loslaten tot veel minder frustratie. Nu ga ik uit van de connectie, en daardoor ontstaat er meer ruimte. Ik laat jongeren weten dat ze alles kunnen vertellen. Ze kunnen me vertrouwen, ik ben een van hen en zij net als ik. Ze willen vaak een vorm van aandacht, maar ook weer niet te veel. Ik geef ze kleine opdrachten om hun leven weer op orde te krijgen, zodat ze zelf verantwoordelijkheid leren nemen. Ik praat met ze, ga als het nodig is op huisbezoek en zorg ervoor dat ze iemand hebben bij wie ze niet willen falen. Er zit vaak een verborgen talent in deze jongeren wat niemand ziet, en daar probeer ik de jongeren van bewust te maken. Daardoor slaag ik er vaak in om iedereen zich op zijn gemak te laten voelen. Ik ben ook zeker niet bang om me kwetsbaar op te stellen, zo krijg ik het vertrouwen van ouders, jongeren en het netwerk eromheen.