‘In mijn jeugd kreeg ik continu met hulpverleners te maken. Iedere week drie afspraken. Steeds kreeg ik te horen: Hallo, vertel me je verhaal, ik ga je helpen. Een maand later was diegene weg en kreeg ik hetzelfde te horen van een ander. Ik was niet de liefste, niet op school, niet op straat. Ik miste een steun, iemand die me een duwtje in de goede richting kon geven, iemand waar ik op kon bouwen.
Ik ben opgegroeid zonder vader. Mijn moeder was vader en moeder in één. Daarmee kun je gaan denken dat je 1-0 achter staat. Ik heb het gevoel van een vader nooit gekend, zag alleen bij vrienden wat een vaderfiguur was. Ik kwam iets tekort, maar kon nooit precies omschrijven wat dat precies was, omdat het tekort een onbekende was. Ik denk dat ik uiteindelijk toch ben gaan compenseren daarvoor. Ik kwam met gekke ideeën, stak andere jongens aan. Mijn vrienden en ik hadden allemaal het gevoel dat we heel erg achterstonden, in alles. We konden thuis niet aan onze moeder vragen, mag ik een Playstation, mag ik een dure jas. Terwijl je in deze maatschappij het gevoel krijgt dat dat belangrijk is. Je denkt, ik maak in dit leven geen schijn van kans tenzij ik die spullen ook heb. Dan ga je het op andere manieren vinden. En als je dan hebt wat je wilt, dan is het nog steeds niet genoeg. Je wordt steeds hebberiger, wil meer en meer. Tot ik op een gegeven moment zag dat ik mijn tekort met de verkeerde dingen probeerde te vullen.
Er zijn zoveel jongeren die hetzelfde voelen als wat ik toen voelde. Die niemand hebben bij wie je kan aanbellen als je een probleem hebt, die zich in de steek gelaten voelen. Ik vond gelukkig iemand in een buurthuis die ik dag en nacht mocht bellen, voor advies, voor een uitgestoken hand. Zoals hij mij ooit liet zien dat het ook anders kan, zo wil ik dat stokje nu weer doorgeven.
Van ieder weekend in de ADAMAS opleiding heb ik dingen meegenomen die ik nu meeneem in m’n werk. Er was een psycholoog die aangaf dat jongeren verschillende rollen hebben: vermijdend, overcompenserend, volgend. Hoe ga je daarmee om? Ik herkende mijn vroegere ik in die rollen: Dingen heel makkelijk van je afglijden, alsof niets je kan interesseren. Als ik ergens geen trek in had, dan deed ik het niet. Maar zo ontneem je jezelf kansen. Je hebt dan iemand nodig die de rollen omdraait, niet aan je gaat trekken maar je met een omweg laat zien dat je er zit voor jezelf, en die je tegelijkertijd een steuntje in de rug kan bieden.
Vertrouwen in het systeem heeft er bij mij nooit ingezeten, dat komt grotendeels door het etnisch profileren. Ik word zelf vaak aangehouden. Dan vraag ik aan een politieagent: Hoe lang heb jij je rijbewijs al? Een jaar of twintig. En hoe vaak ben je in die twintig jaar staande gehouden? Dan zie je ze kijken. En mag ik vaak doorrijden. Ik maak wat los bij ze, zonder boos te worden en dan is het vaak zo opgelost. Bij ADAMAS is mijn blik op het systeem veranderd. We hebben met de politie gewerkt en eerlijke gesprekken gehad. We hebben mogen adviseren over preventief fouilleren. Ik heb agenten ontmoet die echt het verschil willen maken, al duurt het jaren. ADAMAS laat zien dat onze stem telt. Keihard ook nog. Ik heb nog nooit eerder verschil kunnen maken, gemerkt dat mensen naar je luisteren, dat er iets wordt gedaan met wat je zegt. Daar ligt een grote kans voor ons als Credible Messengers, naast het werk op straat met jongeren. Het systeem bewust maken van de fouten die erin zijn geslopen, maar ook openstaan voor die kant van het verhaal en onze frustratie gebruiken om dingen te veranderen.’