Mijn achtergrond is totaal anders dan die van de jongens waar ik mee werk. Ik ben veilig opgegroeid maar ik denk dat wat mijn vader heeft meegemaakt, intergenerationeel heeft doorgewerkt: het onrecht dat mensen aangedaan kan worden. Als op school vroeger een onzekere leraar of zwakkere kinderen gepest werden, dat raakte me dat enorm. Ik kwam voor ze op. Vond het veel te gemakkelijk om iemand die het al lastig heeft te grazen te nemen. De pijn die anderen wordt aangedaan vind ik veel erger dan als iets mij overkomt.
Toen ik voor het eerst als psycholoog ging werken, kwam ik voor een groep forensische jongens te staan waar veel collega’s op afgebrand waren. De zwaarste groep. Ik had meteen een klik met ze. Net als op een feestje: je ontmoet mensen die totaal anders zijn dan jij, maar toch is er chemie. Dat hadden die jongens met mij ook. In mijn begeleiding ben ik niet geïnteresseerd in een diagnose: ik wil ze eerst kennis laten maken met wie ik ben en wat ik voor ze kan betekenen. Verbinding is niet éénrichtingsverkeer: ik wil dat ze weten dat ze op me kunnen rekenen. Op mijn vrije dag kunnen ze me ook bellen. Ook als ze weer uit detentie zijn blijf ik ze volgen, als ze dat willen. In mijn auto met ze op pad naar een afspraak waar ze heen moeten – dan komen de verhalen vanzelf.
Die verhalen zijn vaak complex: vroege verwaarlozing, hechtingsproblematiek. Er is zoveel gebeurd dat ze met wantrouwen in de wereld staan, niet alleen naar anderen maar ook naar zichzelf. De basisveiligheid die je als mens nodig hebt om je te kunnen ontwikkelen ontbreekt. Dat werkt door in je gedrag: je gaat in een overlevingsstand die je hele wezen vormt. Ik maak soms voor het gemak onderscheid tussen drie types: slachtoffers, vermijders en overcompensators. Met elke van die typen moet je anders omgaan. Dat spel vraagt niet alleen inleving, ook strategische zetten. Maar altijd om de mens die zich achter die rol verschuilt weer vrij te krijgen. Ik wil dat voor elkaar krijgen. Het is niet alleen maar liefde voor de mensen die ik begeleid. Er speelt ook ego mee: als ik iets doe, wil ik het ook helemaal aangaan. Ik ga net zo lang door tot er beweging komt.
Ik herken het rebelse dat veel jongens hebben. Niet zomaar willen aanpassen. Ik ben zelf ook niet makkelijk van vertrouwen. Daar zit een rauwheid in die je kunt gebruiken om tot groei te komen. Ze zijn super sensitief. Zeg ik tegen ze: Volgens mij zit er veel meer in jou dan je denkt. Hoe weet je dat dan? Dan heb ik een gesprek, zeg ik wat ik in ze zie. Op dezelfde manier werk ik aan een diagnose die voor rechters noodzakelijk is. Ik leg ze mijn interpretaties als vragen voor; hoe ze reageren zegt vaak meer dan de analyse. Sommige labels zijn ook verschrikkelijk. Neem nou antisociaal. Niemand wil antisociaal zijn. We hunkeren naar contact maar met vroege beschadiging kun je daar als de dood voor zijn. We moeten veel meer toe naar beschrijvende diagnoses.
Ik heb jarenlang gepleit voor een netwerk als we nu met ADAMAS aan het bouwen zijn. We hebben het in het verleden ook een paar keer geprobeerd, maar toen lukte het steeds niet. Nu lukt het wel. Zoveel mensen hebben zich er nu hard voor gemaakt. Dat gaat impact hebben. We hebben Credible Messengers nodig om bruggen ze bouwen met jongeren die hulp nodig hebben maar niet bereikbaar zijn. En de Credible Messengers hebben ons weer nodig om jongeren echt verder te kunnen helpen. Met de juiste verbindingen, kun je een hele stad anders laten oplichten.